Hallo en welkom terug bij de Geschiedenis van de Romeinen. Aflevering 28:

Publius Cornelius Scipio.

 

Wat we de afgelopen afleveringen gezien hebben, is dat de Tweede Punische Oorlog een werkelijk internationale oorlog was, een wereldoorlog voor antieke begrippen. Het Westelijk Middellands Zeegebied lag overhoop door het conflict tussen de twee grote machte in de regio en hun bondgenoten. Waar we nog niets van hebben gehoord, was hoe de oorlog in de Griekse wereld voelde. Kort na de eerste Punische Oorlog hadden de Romeinen hun gezicht daar even laten zien in hun strijd tegen Illyrische piraten, maar sindsdien is het daar stil geweest en hebben Grieken geen stelling genomen in de nieuwe grote oorlog.

 

Het Griekse vasteland viel grofweg uiteen in drie machtsblokken, plus een aantal onafhankelijke stadstaten zoals Athene en Sparta: in Centraal-Griekenland bestond de Aetolische bond, een samenwerkingsverbond tussen verschillende staten en staatjes in de regio; op de Peloponessos had de Achaeïsche bond haar hoofdkwartier en in het Noord-Westen lag Macedonië, een staat die na de veroveringen van Alexander de Grote in de vierde eeuw weer uit elkaar was gevallen en niet veel meer was dan het land van de generatie voor de grote generaal.

 

In Macedonië was Philippus V aan de macht gekomen en hij had een beeld van hoe zijn koninkrijk eruit zou moeten zien: groter dan hoe hij het aantrof. Om zijn doelen te bereiken sloot hij een verbond met de Achaeïers en begon een beetje ruzie te zoeken met de Aetoliërs. Er volgden een groot aantal kleine gevechten tussen de verschillende gemeenschappen, zonder erg veel resultaat. Tot zover niets nieuws, want Grieken hadden die neiging om onderling gevechten zonder veel resultaat aan te gaan.

 

Waar de zaak veranderde was toen Philippus vrede sloot met de Aetoliërs in 217. De koning had zijn oog laten vallen op een aantal gemeenschappen die een bondgenootschap hadden met de Romeinen en de Romeinen waren op het moment niet in de positie om hun vrienden bij te staan, omdat er een Carthaags leger in Italië rondhing. Met zijn front tegen de Aetoliërs gedekt viel Philippus de Romeinse bondgenoten aan. Hiermee was de Eerste Macedonische Oorlog begonnen. De oorlog is de geschiedenis in gegaan als de oorlog waar de Romeinen zich nauwelijks mee bemoeiden. Eén veldslag van enige omvang is opgetekend, tussen Sparta, dat de Romeinse zijde had gekozen, en de Achaeïers, bij Mantineia in 207.

 

In 215 besloot Philippus dat hij die irritante Romeinen een hak kon zetten en stuurde gezanten naar Hannibal om een pact tegen hen te sluiten. Dit lukte, maar onderweg terug naar Griekenland werden de gezanten onderschept en gevangengenomen omdat ze de aanwezigheid van een aantal belangrijk kijkende mannen in Carthaagse klederdracht niet naar de wens van de Romeinen konden verklaren. Rome had het plannetje door en stuurde Marcus Valerius Laevinus naar Illyrië om er wat aan te doen. Laevinus won daar een paar kleine gevechten tegen de Macedoniërs en wist de Aetoliërs aan de Romeinse kant te krijgen. Hierdoor wist hij dat Philippus altijd op zijn achterdeur moest letten.

 

Inmiddels hadden de Macedoniërs een delegatie naar Hannibal gestuurd en teruggekregen met de boodschap dat het bondgenootschap rond was. Door Laevinus' diplomatieke succes met de Aetoliërs kwam daar nooit iets van terecht. De Romeinen hadden hun positie in de regio tijdens de oorlog tegen de Illyrische piraten na de eerste Punische oorlog al versterkt door bondgenoten en cliëntstaten in en rond Griekenland om zich heen te verzamelen. Hierdoor konden ze voorkomen dat Macedonië en Carthago samen één groot en onverslaanbaar leger tegen de Romeinen kon opstellen. Philippus kon geen troepen sturen omdat Phlippus ze thuis nodig had.

 

Uiteindelijk wist Philippus met de hulp van de Achaeïers delen van Griekenland te verslaan. In 206 gaven de Aetoliërs zich over. Rome moest het zelf opknappen en stuurde Publius Sempronius Tuditanus met 11.000 manschappen. Wat hij deed was on-Romeins, maar misschien wel de beste oplossing. Tuditanus tekende de Vrede van Phoinike, waarin Rome de nederlaag erkende en een behoorlijke lap grond aan de Macedoniërs overdroeg. De oorlog tegen Philippus was voorbij en Rome kon zich focussen op haar eigen existentiële crisis in Italië en op de ontwikkelingen in Spanje, die twee weken geleden volslagen de verkeerde kant op gingen.

 

Na de ramp van 211 wisten de Romeinse troepen zich terug te trekken naar een uitvalsbasis in het Noorden van Spanje. De troepen kwamen onder commando van Gaius Claudius Nero te staan. Nero wist te positie te consolideren en iets te verbeteren, maar toen zijn ambtstermijn voorbij was, liet hij een Spanje na waar geen eer te behalen was voor zijn opvolger. Zo weinig zelfs dat toen er gekozen moest worden wie het zinkende schip overeind moest houden, geen kandidaten waren voor de positie. Niemand wilde zijn handen branden en zijn politieke carrière bij het vuilnis zetten voor het commando in een verloren regio. De Romeinen konden hun hoekje bij de Pyreneeën alleen ook weer niet achterlaten, want Hasdrubal wilde nog steeds naar Italië om Hannibal te steunen.

 

Op dit moment introduceren we de 24-jarige Publius Cornelius Scipio, zoon van de generaal Publius die in Spanje de dood vond. Scipio was veel te jong voor een proconsulaire positie en miste ook de militaire ervaring voor waar hij aan begon, maar hij stak een vurige toespraak af, waarin hij de dood van zijn vader en oom besprak en zichzelf kandidaat stelde om het commando over de troepen in Spanje op zich te nemen. Scipio zou de Carthagers van Spanje verdrijven. Dat niet alleen, want Scipio dacht verder. Noord-Afrika was de plek waar we heen moeten. Publius Scipio pleitte voor niets minder dan de verovering van Carthago.

 

Nu was Scipio een begenadigd spreker. Als 24-jarige had hij alleen wel een beetje de schijn tegen. Ervaren strijders als Fabius Maximus vroegen zich hardop af of de jongeling wel wist wat hij zei en deed. Iemand moest Spanje onder zijn hoede nemen en met de naam Scipio was er een goede kans dan de op personen gerichte Spanjaarden de zoon van de capabele Scipio's zouden volgen boven het instituut Carthago. Alleen, dat platwalsen en veroveren, daar moet je toch voorzichtig mee zijn. Uiteindelijk kreeg Scipio zijn positie en mocht in 210 zijn vader en oom wreken met 10.000 mannen en 500 paarden. Verder kreeg hij proconsulaire rang, ook al had hij nog nooit in een officiële hoedanigheid gediend, laat staat als consul.

 

De historicus Polybius klaagt over het beeld dat bestaat over Scipio bij andere historici. Het zou hem allemaal maar zijn komen aanwaaien. Volgens Polybius is dat juist niet het geval en wist de generaal zijn successen af te dwingen door alles tot in de puntjes voor te bereiden. Publius Cornelius Scipio wist mensen te mobiliseren en te inspireren om te doen wat hij van ze verwachtte. Hierbij maakte hij gebruik van een aloude truuk. Wanneer hij een idee of een plan had, bracht hij dat als het resultaat van een gesprek met de goden. Hij bezocht ook regelmatig tempels om daar woorden te wisselen met de goden en zo uit te vinden wat de volgende stap zou zijn. Hierdoor en door zijn charismatische uitstraling wist hij mensen mee te krijgen in plannen die op het eerste gezicht toch wat roekeloos leken.

Met zijn troepen kwam Scipio aan in Spanje. Toen de rugzakken waren uitgepakt, begon hij inlichtingen te verzamelen. De Carthagers zeten met tussen de 50.000 en 70.000 manschappen in Spanje, verdeeld over drie legers. Deze legers waren allemaal zo met hun eigen veldtochten bezig, waardoor Scipio een onverwacht eerste doel stelde. Carthago Nova, de hoofdstad van Carthaags Spanje, werd verdedigd door een klein garnizoen van 10.000 soldaten, aangevuld met zo'n 2000 burgermilities. Deze troepen stonden onder commando van de generaal Mago, niet te verwarren met Mago, Hannibal's broer. Met wat er na de nederlagen van zijn vader en oom aan Romeinse soldaten over was en de mannen die hij meebracht, had Scipio er een kleine 30.000. Dat moest toch genoeg zijn om de stad in te nemen als hij snel was. Carthago Nova was niet alleen als centrum van Carthaagse macht belangrijk om te veroveren, maar ook omdat het veel voorraden bevatte waar de soldaten even mee vooruit konden en omdat er rijkdommen waren waar de Romeinen blij mee zouden zijn.

 

Scipio besloot zijn onderneming geheim te houden. Hij nam zijn troepen mee zonder te vertellen waar ze heen gingen en vertelde slechts één man van de plannen, zijn goede vriend Gaius Laelius, die hij als admiraal aanstelde en opdracht gaf om Carthago Nova vanaf zee te bestoken terwijl hij zelf vanuit land kwam. Door de geheimhouding zorgde ervoor dat de Carthagers niet wisten wat hen te wachten stond, zodat ze geen leger konden sturen om de stad te beschermen.

 

In 209,twee jaar na de dood van zijn vader en oom, zette Scipio zijn troepen voor de poorten van Carthago Nova. Daar begon hij aan een belegering van de stad. Tot twee keer toe probeerde hij de muren te beklimmen met ladders en tot twee keer toe wisten Mago's mannen succes te voorkomen. Toen kreeg Scipio van locale mensen door dat de verdediging van Carthago Nova precies dezelfde zwakte had als die van Syracuse, twee weken geleden. Ergens op een slecht bewaakte plek aan de andere kant lag een lagune die grensde aan een lager deel van de stadsmuur en die bij laagwater tot de knieën kwam.

 

Scipio had hiermee voldoende informatie. Hij koos 500 mannen uit om heimelijk door de lagune waden en de stadsmuur te beklimmen, terwijl hijzelf een frontale aanval op de hoofdpoort van de stad uitvoerde. Dit had hij in overleg met de zeegod Neptunus besproken. Als Neptunus zijn woord hield, zou het waterniveau binnenkort dalen, waardoor de lagune doorwaadbaar zou zijn. Je zou bijna niet geloven: dat gebeurde écht en Scipio kon het plan ten uitvoer brengen.

 

Scipio liet zijn mannen in testudoformatie op de poort af stormen. De testudoformatie was uitstekend geschikt voor verplaatsingen vlakbij stadsmuren waar je belegeringen aan het uitvoeren bent. Soldaten gebruikten hun schilden als een soort dak voor de formatie om zichzelf en anderen te beschermen tegen projectielen die vanaf de muren op hen af werden gegooid. Bij de poort aangekomen begonnen ze er met bijlen op in te hakken. Mago besloot alle aandacht op de frontale aanval te richten en zetten zijn troepen voor de poort. Ondertussen hadden de vijfhonderd de muur beklommen en zaten ze in de stad. Ze veroverden een aantal torens en openden de poort, waardoor de hoofdmacht van de Romeinen binnen kon stromen. Mago en een deel van het garnizoen wist te vluchten naar de citadel. Scipio hoefde er alleen maar omheen te gaan staan en te wachten tot Mago zich overgaf.

 

Toen dat gebeurde, plunderden de Romeinen de stad. Net zoals bij Akragas in de Eerste Punische Oorlog was het doel om de Spaanse gemeenschappen angst in te boezemen en om rijkdommen en voorraden te vergaren en veel meer dan bij Akragas was dit een succes. De stad werd ontdaan van alles dat niet vastgenageld was en duizenden inwoners werden gevangengenomen. Toen alle soldaten hun deel van de buit hadden gekregen, ging de rest naar Rome. De krijgsgevangenen werden naar hun status vrijgelaten, als slaaf of als roeier ingezet voor de Romeinen. Scipio had Carthago Nova veroverd en daarmee niet alleen een strategische plek in handen gekregen, maar ook een gevoelige tik uitgedeeld aan Carthago en vooral de Romeinen duidelijk gemaakt dat ze nog niet verslagen waren. Spaanse stammen liepen massaal over omdat ze toch liever de Scipio's hadden dan de Carthagers. Scipio stelde een garnizoen in en zorgde ervoor dat het stukje muur bij de lagune werd verhoogd, want hij was niet helemaal achterlijk. Vervolgens leidde hij zijn leger naar Tarraco in Catalonië om de winter door te brengen.

 

Omdat de kaarten nu weer opnieuw geschud waren, wist Hasdrubal Barca dat het nu echt tijd werd om zijn broer in Italië te versterken. Hij trok met zijn leger naar het binnenland. Bij Baecula in Andalusië ving Scipio hem op. Hasdrubal had een uitstekende defensieve positie op een heuvel, maar Scipio besloot dat hij het beter kon en bezetten twee heuvels aan de flanken van Hasdrubals leger. Voor er een zwaard getrokken kon worden, gaf Hasdrubal zijn troepen het bevel zich terug te trekken. Dit was voor Scipio aanleiding op aan te vallen. Ongeveer 6000 Carthaagse soldaten werden gedood en 10.000 gevangengenomen. Hasdrubal vluchtte naar het Noorden en Scipio liet hem gaan.

 

Hoewel verschillende Spaanse stammen Scipio na de overwinning uitriepen tot koning, iets wat Scipio zelf niet toestond, spanje was nog steeds grotendeels Carthaags en er waren veel meer Carthagers dan Romeinen in de regio. Scipio vermeed grote veldslagen en deed er alles aan om de verschillende delen van het Carthaagse leger één voor één te lijf te gaan. In 206 kwamen de Romeinse troepen bij Ilipa, in de buurt van Sevilla, tegenover die van Hasdrubal Gesco en Masinissa te staan. De Carthagers hadden het grootste leger in de regio bij elkaar gekregen. Bronnen zijn niet duidelijk, maar we hebben het over 50.000 toy 70.000 manschappen, 4 of 5000 kavalerie en 32 olifanten. De Romeinen stelden daar ongeveer 45.000 manschappen en 3000 paarden tegenover.

 

Scipio stuurde Laelius naar Hasdrubal en ging zelf Masinissa te lijf. De eerste zet was voor de Carthagers. Masinissa voerde een kavalerie-charge uit, maar de Romeinse kavalerie onderschepte deze zorgde ervoor dat de Numidische vluchtte naar het kamp. Met de kavalerie eruit gehaald werd het een opstelling-oorlog. De standaard voor een veldslag was dat beide legers 's morgens opstonden, ontbeten en naar het slagveld marcheerden. Daar stelden ze zich op in gevechtsformatie. Aan weerszijden van het veld stond dan een leger het andere leger aan te kijken tot iemand besloot dat het vechten werd. Gebeurde dat niet, dan ging iedereen 's avonds weer naar het kamp en begon het volgende dan opnieuw.

 

Beide legers stelden een conventionele gevechtsformatie op. Masinissa was nergens meer te bekennen met zijn kavalerie, dus stelde Hasdrubal zijn lichtbewapende Spaanse troepen op op de flanken met zijn elite-troepen uit Noord-Afrika in het centrum. Scipio zette zijn Romeinse legioenen in het centrum met de Spaanse bondgenoten aan de zijkant en de kavalerie op de flanken. Na een dag kijken gingen ze naar het kamp om de volgende dag met dezelfde opstelling de wei in te gaan en de dag erna weer. De dagen volgden elkaar op en er gebeurde niets, tot Scipio op een dag besloot dat dit de dag zou zijn. Hij maakte zijn plan bekend.

 

De kavalerie en de velites moesten de Carthagers vroeg hun kamp uit jagen door die aan te vallen. Hierdoor kon Scipio voorkomen dat ze goed konden ontbijten. Vervolgens zouden de  velites en kavalerie zich terugtrekken naar de hoofdmacht die klaar stond. Hasdrubal zou dan zijn leger opstellen in de formatie die we gewend waren. Daar bleven ze dan staan, urenlang. Wat  Scipio verder deed, was dat hij zijn troepen in een andere opstelling neerzette. Niet de elite-troepen stonden in het centrum, maar de Spaanse bondgenoten. Hasdrubal zag dit wel, maar wist dat er geen tijd meer was om nu de troepen om te wisselen zonder wanorde te scheppen waar de Romeinen gebruik van konden maken, dus hij deed niets.

 

De Romeinse velites waren nog bezig met afvuren van projectielen richting de olifanten die daarop reageerden door willekeurige kanten op te rennen en hun eigen troepen te vertrappen. De kavalerie en de legioenen schoven naar voren om de flanken in de problemen te brengen en vielen die aan. Daarna stuurde Scipio zijn Spaanse infanterie op het Carthaagse centrum af. De hongerige Carthagers en hun bondgenoten moesten steeds meer achteruit tot de formatie brak en het leger vluchtte. Hasdrubal wist zijn mannen zo goed en kwaad als mogelijk was te mobiliseren in de buurt van zijn kamp, maar toen Scipio weer aanviel, brak het Carthaagse leger weer. Hasdrubal en zijn mannen kwamen vervolgens nog goed weg toen noodweer uitbrak en de regen één groot moeras maakte van het slagveld, maar Scipio had gewonnen en Hasdrubal overtuigend verslagen. Dit was alles dat de Spanjaarden en Masinissa nodig hadden om Hasdrubal te verlaten en zich bij de Romeinen aan te sluiten.

 

Spanje was door het werk van één man weer Romeins. Over twee weken zien we hoe het Hasdrubal Barca vergaat in zijn poging zijn broer te versterken en kijken we wat Scipio verder in petto had.